Seminar over sponsoring door de farmaceutische industrie
Met handen en voeten gebonden?
Op 11 december hield Health Action international (HAI) in Parijs een seminar over de voor- en nadelen van sponsoring door de farmaceutische industrie. Steeds meer patiëntengroepen, onderzoekers en GGz-instellingen zien zich, door toenemende privatisering van de gezondheidszorg, gedwongen een beroep te doen op geld van de industrie om hun voortbestaan zeker te stellen. Dit roept vragen op over de onafhankelijkheid van dergelijke industrieën. Deviant stuurde zijn redactielid Pleun van Vliet op reportage.
Is het mogelijk om geld van de farmaceutische industrie te accepteren en tegelijkertijd de prioriteiten van deze industrie kritisch te volgen? Of leidt sponsoring tot verzachting of zelfs verstomming van kritiek? En wat zijn de alternatieven? De gemoederen liepen hoog op in Parijs, maar over één ding waren de discussianten het eens: we kunnen de klok niet meer terugdraaien, maar we kunnen wel zien hoe laat het is.
Belangenverstrengeling
De discussie wordt geopend door voorzitter David Gilbert (Engeland), die uitlegt
waarom de kwestie van sponsoring van de gezondheidszorg door de farmaceutische
industrie aan de meest wezenlijke aspecten van ons mens-zijn raakt: "Het
gaat over gezondheid, waar wij ons allen sterk voor maken. Het gaat over geld,
wat voor de meesten van ons ook een belangrijk onderwerp is. En het gaat over
relaties: hoe voel je je als je geld van je vrienden aanneemt, of van je ouders?
Het is niet helemaal sex, drugs en rock 'n roll, maar het komt wel aardig in de
richting."
Gilbert stelt dat in Engeland 50% van al het medisch-wetenschappelijk onderzoek
betaald wordt door de farmaceutische industrie. Hij meent dat, met de toenemende
zorg om geld in de GGz, sponsoring beschouwd kan worden als een pil, een remedie
voor chronisch geldgebrek. De vraag, zo zegt hij, is dan hetzelfde als bij elk
medicijngebruik: "Kan deze pil op verstandige wijze worden gebruikt? Wat de
voordelen van sponsoring zijn is wel duidelijk (namelijk geld), maar wat zijn de
nadelen?".
Een eerste antwoord op deze vraag werd aangereikt door Charles Medawar
(Engeland), die de ontwikkelingen van de farmaceutische industrie sinds 20 jaar
kritisch volgt. Volgens Medawar vormt sponsoring een regelrechte bedreiging voor
de democratie. Hij noemde het voorbeeld van de World Health Organization (WHO),
die voor 70% van haar inkomsten afhankelijk is van de farmaceutische industrie.
Terwijl de WHO geacht wordt op mondiaal niveau onafhankelijk de criteria voor
verschillende stoornissen vast te stellen en beleid daaromtrent te bepalen,
wordt in de zogenaamde consensusforums doorgaans zitting genomen door personen
van wie connectie met de farmaceutische industrie bekend is. Als een desastreus
gevolg van dergelijke belangenverstrengeling noemt hij de voortdurende
uitbreiding en nivellering van de diagnose 'depressie', waarvoor inmiddels meer
dan 100 omschrijvingen bestaan. De implicatie hiervan is, volgens Medawar,
duidelijk: door via de consensusforums het begrip depressie op te rekken, wordt
de groep depressieven kunstmatig vergroot en de afzetmarkt voor anti-depressiva
uitgebreid. Het door sponsoring 'kopen van stemmen' in de forums bedreigt de
kritische en onafhankelijke positie van de WHO en maakt een democratisch
beslissingsproces onmogelijk. Hierdoor ontstaat een situatie waarbij 'de staart
met de hond kwispelt'.
Legitimering
Volgens Judith Richter (Duitsland) is deze situatie een direct gevolg van een
gebrek aan marktgerichtheid van de gezondheidszorg en een onvermogen de taal van
de markt te spreken. "Wij zijn er, zo stelt zij, te lang van uitgegaan dat
sponsoring door de farmaceutische industrie een vorm van filantropie is.
Van liefdadigheid is echter geen sprake. Men spreekt van liefdadigheid wanneer
het geven van geld de functie heeft om de ziel van de gever te redden door 'goed
te doen'. Industrieën hebben echter geen ziel om weg te geven en geen hart voor
de mensheid. Industrieën hebben als eerste en enige doel om veel geld te
verdienen. Sponsoring moet dan ook beschouwd worden als een 'promotional tool'
en de gedemonstreerde filantropie is 'good business'."
Een nieuwe manier om de medicijnenmarkt te beïnvloeden, aldus Richter, is de
tactiek van 'engineering consent': Bij 'engineering consent' verbindt een
industrie zich aan een onafhankelijke patiëntengroep door sponsoring. Welke
patiëntengroep wordt uitgekozen voor de sponsoring hangt af van de
mogelijkheden om op korte termijn het farmaceutisch produkt te slijten,
bijvoorbeeld AZT voor HIV-patiënten. Door het extra geld dat de patiëntengroep
van de industrie krijgt, is zij in staat meer druk uit te oefenen op het publiek
en de politiek in het herkennen en erkennen van de ziekte, en in het aandringen
op meer onderzoek naar de ziekte en medicatie daarvoor. Zodra het publiek en de
politiek overtuigd zijn van de noodzaak hiertoe, hoeft de industrie alleen maar
in het gat te springen dat zij zelf gecreëerd heeft. Een belangrijk onderscheid
met eerdere methoden van de farmaceutische industrie om haar produkten aan de
man te brengen is dat bij 'engineering consent' de indruk wordt gewekt dat de
vraag om medicatie en research niet vanuit de industrie opgelegd wordt, maar
vanuit de patiënten zelf. Hierdoor lijkt de vraag meer legitiem. Volgens
Charles Medawar kunnen patiëntengroepen die gesponsord worden door de
farmaceutische industrie daarom een gevaar opleveren voor de volksgezondheid.
Rechtstreekse toegang
Volgens Barbara Mintzes (Canada), die onderzoek deed naar sponsoring van patiëntengroepen,
besteedt het merendeel van de farmaceutische industrie ongeveer 15% van haar
marketing budget aan 'patient education promotion', bijvoorbeeld door video's en
boeken over de ziekte uit te geven en trainingsprogramma's aan hulpverleners aan
te bieden. De reden dat industrieën zich steeds meer verbinden aan patiëntengroepen
zou zijn dat de industrie hierdoor een mogelijkheid geboden wordt om patiënten
direct te bereiken, dus buiten artsen en politiek om. Hierdoor is de industrie
in staat patiënten attent te maken op nieuwe medicijnen die nog niet in de
handel zijn. Daarnaast kunnen patiënten indirect de strategie van de industrie
steunen, door bezwaar te maken tegen politieke beslissingen die tegen het belang
van de farmaceutische markt indruisen (bijvoorbeeld lagere prijzen voor
medicijnen of hogere eisen alvorens medicatie op de markt gebracht mag worden).
Patiëntengroepen zijn vanwege hun betrokkenheid bij de ziekte, ook vaak bereid
om mee te werken aan persconferenties van de industrie bij de lancering van een
nieuw middel. Mintzes spreekt hier van "the winning trio": bij elke
persconferentie is een vertegenwoordiger van het bedrijf aanwezig, een klinische
expert (die betaald wordt door het bedrijf en een tevreden patiënt (afkomstig
uit een zogenaamd onafhankelijke patiëntengroep die echter gesponsord wordt
door het bedrijf in kwestie). Volgens Mintzes zijn patiëntengroepen vaak bereid
om geld aan te nemen van de industrie omdat het een win-win situatie lijkt,
beide partijen hebben immers voordeel van de alliantie. Daarbij wordt echter
vergeten dat de industrie onmiddellijk haar financiële steun intrekt, zodra het
te propageren middel niet meer interessant is voor de markt of de patiëntengroep
in kwestie zich niet meer met het propagandabeleid van de industrie wil
identificeren.
Onafhankelijkheid
Uit de diverse voordrachten tijdens het seminar werd duidelijk dat de
gezondheidszorg inmiddels zorgwekkend afhankelijk is van de farmaceutische
industrie. Toenemende privatisering van overheidsinstanties en afnemende subsidiëring
van onafhankelijke gezondheidsinstellingen door de overheid dwingen de
gezondheidszorg om haar financieel heil elders te zoeken. Bij sponsoring van
wetenschappelijk onderzoek, onderwijs, behandeling en voorlichting door de
industrie is het echter nauwelijks mogelijk om nog een kritische, onafhankelijke
positie te handhaven. Hoe belangrijk het is om zelfstandig te blijven werd
gedemonstreerd door Danielle Bardelay, hoofdredacteur van het Franse tijdschrift
Prescrire, dat een betrouwbare, onafhankelijke berichtgeving over medicatie
voorstaat.
Bardelay legde uit dat Prescrire, in tegenstelling tot gesponsorde tijdschriften
over medicatie, een totale redactionele vrijheid heeft: alle belangrijke
onderzoeken (ook die een negatief effect beschrijven van bepaalde medicijnen)
kunnen gepubliceerd worden, hetgeen bij andere tijdschriften vaak niet het geval
is. Daarbij kan een open wetenschappelijke discussie gevoerd worden, omdat er
geen sprake is van belangenverstrengeling, wat de betrouwbaarheid van de
publicaties ten goede komt. Tenslotte geeft de onafhankelijke staat van het blad
(geen farmaceutische sponsors) de artikelen een zekere autoriteit en
geloofwaardigheid bij vakgenoten en het publiek. Bardelay beschreef overigens
ook welke maatregelen Prescrire heeft moeten nemen om haar onafhankelijke status
te beschermen: bij artikelen wordt de auteur niet meer genoemd, omdat de
redacteuren in het verleden persoonlijk bedreigd werden door de industrie. Ook
werd geprobeerd redacteuren om te kopen naar aanleiding van hun mening over een
bepaald medicijn. Daarom worden alle auteurs die publiceren in Prescrire tezamen
op het voorblad vermeld. Na 10 jaar is Prescire in staat rond te komen van de
abonnementsgelden van 25.000 lezers.
De hoop dat de farmaceutische markt bij gebrek aan overheidscontrole zichzelf
wel reguleert, blijkt ijdel. Zo werd door diverse sprekers het voorbeeld van DES
aangehaald, als gevaarlijk zwangerschapsmiddel in de jaren '70 uit de markt
gehaald, maar momenteel weer toegepast bij prostaatkanker. Ook van diverse
psychofarmaca is bekend dat ze, na gebleken gevaar voor de gezondheid, na enige
tijd gewoon onder een andere naam weer op de markt worden gebracht of gedumpt in
de Derde Wereld. Bijwerkingen van medicijnen worden door huisartsen zeer zelden
doorgegeven aan overheidsinstanties. Volgens een vertegenwoordiger van het
Zweedse bedrijf Kilen, een consumentenbond voor medicatie en gezondheid, wordt
slechts 4% van de door patiënten aan Kilen gemelde bijwerkingen ook
daadwerkelijk door hun huisartsen aan de gezondheidsinspectie doorgegeven.
Barbara Mintzes toonde aan dat patiëntenfolders, verspreid door de
farmaceutische industrie als 'educatief materiaal', duidelijke kenmerken van
reclame in zich dragen en dat de hierin vermelde informatie over het medicijn
onvolledig en partijdig is, en hierdoor potentieel gevaarlijk voor de
gezondheid. Vaak worden in advertenties en folders over medicijnen de door de
WHO opgestelde Ethische Criteria met voeten getreden door gebruik van dreigend,
angstopwekkend taalgebruik.
Doem of dageraad?
Op dit punt in de discussie werd de notie dat we compleet zijn overgeleverd aan
de goden, of liever de duivel, wel erg sterk. De idee van een wereldomspannend
farmaceutisch complot, gericht op vernietiging van autonomie en zelfstandig
denkvermogen en op bevordering van het drogeren van de complete wereldbevolking,
was wat teveel voor het bevattingsvermogen van de aanwezigen. Toch toonden de
genoemde voorbeelden van de diverse sprekers aan dat men niet zo ver hoeft te
zoeken om een glimp van Medical Big Brother op te vangen. Dit creëerde een
zekere onbehaaglijkheid onder het publiek, die gelukkig net op tijd werd
verlicht door een voorbeeld van hoe het wèl kan. Diane Terblanche, voorzitter
van de overkoepelende Consumentenbond in Zuid-Afrika, legde uit hoe dit bedrijf
kan overleven door sponsoring en tegelijkertijd een onafhankelijk standpunt kan
behouden. Door van een groot aantal bedrijven een klein bedrag aan sponsoring te
vragen, beschermt de Consumentenbond zich tegen faillissement bij terugtrekking
van sponsoring. Sponsoring van bedrijven die de Consumentenbond willen betrekken
in hun eigen beleid wordt afgewezen. Deze benadering schept duidelijkheid en
openheid over het beleid van de Consumentenbond, waardoor haar geloofwaardigheid
vergroot wordt en zij onafhankelijk kan blijven opereren van de mening van de
sponsors.
De dag werd besloten met een ander nuchter betoog door Joel Lexchin (Canada),
die stelde dat gezondheidszorginstellingen het probleem van sponsoring door de
industrie als onderwerp op zich van de agenda moeten halen: "We weten dat
het een probleem is. We weten ook wat het probleem is. Aangezien het vaak een
onvermijdelijk probleem is, kunnen we ons beter bezinnen op onze eigen rol. Hoe
gaan we hier in de toekomst mee om?". Lexchin stelt een helder en
transparant beleid voor: het publiek moet bewust gemaakt worden van de gevolgen
van privatisering voor de volksgezondheid. Dat lost het probleem niet op, maar
meer kennis verkleint de kans op manipulatie door de farmaceutische industrie.
Een politieke lobby, gericht op bewustwording van de consument, is dus nodig.
Sponsoring is een vorm van reclame en moet ook als zodanig herkenbaar worden.
Hiervoor dient de WHO duidelijke ethische richtlijnen op te stellen waarop een
sanctie staat. Farmaceutische bedrijven dienen bij een aanbod voor sponsoring
duidelijk te maken wat zij hiervoor in ruil terug verwachten en dit dient
contractueel vastgelegd te worden. Van farmaceutische bedrijven moet duidelijk
worden aan welke instellingen zij geld schenken. Evenzo moeten
gezondheidszorg-instellingen, onderzoekers en patiëntengroepen aan het publiek
duidelijk maken van wie zij hun geld ontvangen en in welke mate dit hun beleid
mogelijk beïnvloedt.
Kortom, zo constateerden de enthousiaste aanwezigen, er staat nog een hoop te
doen. Health Action International, de organisator van het congres, deelde alvast
een cadeautje ter bewustwording uit: het door HAI ontworpen medicijn Med-Sense
stelt de consument van farmaceutische produkten in staat om een kritische
houding ten aanzien van medicijnen aan te nemen en bevordert het rationele
gebruik van medicatie. Med-Sense is een doosje met daarin 12 kaartjes met
belangrijke informatie over diverse medicijnen, plus een kaart met 12 vragen die
u aan uw huisarts moet stellen voordat u een nieuw medicijn gaat gebruiken.
Vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie worden echter gewaarschuwd in
de bijsluiter: MedSense is gecontraïndiceerd wanneer de winst van uw
farmaceutische bedrijf het enige doel in uw leven is! Barstende koppijn en
woedeaanvallen kunnen dan bij gebruik optreden! Voor alle andere personen geldt
dat bij een regelmatig gebruik van Med-Sense het vermogen zelfstandig en
kritisch te denken in hoge mate gestimuleerd wordt en dat onverstandig
medicijngebruik sterk afneemt. Hoera!
Pleun van Vliet
Informatie over dit onderwerp is op te vragen bij
HAI-Europe:
Jacob van Lennepkade 334 T, 1053 NJAmsterdam, 020-6833684.
Med-Sense is eveneens te bestellen op dit adres. De kosten bedragen fl 5,- per doosje, fl 20,- per 5 doosjes of fl 25,- per 10 doosjes.
|
|
![]() ![]() |
| Postbus
75249, Tel: 020 - 694 6850 |
| Homepage http://www.tijdschriftdeviant.nl |
Deze
homepage kwam tot stand dankzij subsidies van:
|
| Voor vragen, suggesties of problemen met deze homepage kunt u zich tot onze webmaster wenden. |