Armoede en suïcide

9 december 2013 • Michi Almer • ARMOEDE

armoedeAfgelopen week lazen we twee berichten in de media: de armoede in Nederland blijkt in 2012 met 15% te zijn gestegen, en mensen die afhankelijk zijn van een uitkering maken vijf tot acht keer zo vaak een einde aan hun leven. Geen van beide hoeft ons te verbazen: crisis, bezuinigingen en afbraak van sociale voorzieningen eisen hun tol, vooral daar waar men toch maar nét kon rondkomen. Gevolg: armoede, schulden, schaamte en andere psychische problemen die daarmee gepaard gaan.

Schuldig?
Schokkend is het wel. Vooral het feit dat één op de tien kinderen in armoede leeft, werd in de media breed uitgelicht. ‘Kinderen zijn niet schuldig aan de armoede waarin ze leven,’ luidde de kop van het redactioneel commentaar in de NRC van dinsdag 3 december. Daar zal natuurlijk iedereen mee in kunnen stemmen, maar hoe zit het dan met hun ouders? Zijn zij schuldig aan de armoede van henzelf en hun kinderen? Zolang er een ernstig gebrek is aan banen en zeker aan redelijk betaalde banen – want ja, ook het aantal ‘werkende armen’ groeit in Nederland –, moet je wel een flink bord voor je kop hebben om dat te suggereren.

 En toch wekt het beleid ten aanzien van uitkeringsgerechtigden telkens weer de indruk dat het aan de mensen zelf ligt dat ze ‘niet in staat zijn hun eigen broek op te houden’. Zij worden door de uitkeringsinstanties naar trajecten gestuurd die hen discipline en andere ‘werknemersvaardigheden’ moeten bijbrengen. Sommigen hebben meer dan twintig jaar werkervaring, maar dat doet er niet toe: het simpele feit dat je nu geen werk hebt en op een uitkering aangewezen bent, is voldoende aanwijzing dat er iets aan je schort.

armoede2Fluorescerend hesje
Iemand die in het kader van zo’n traject in het Amsterdams Bos tewerk was gesteld, trof daar een collega die – oh ironie van het lot – al eens eerder in dat bos had moeten werken. Toen als taakstraf, nu in het kader van een traject van de Dienst Werk en Inkomen. De taakstraf was minder erg geweest: er was goede begeleiding en hij wist hoe lang het ging duren.

De kinderen van een vader die voor zijn uitkering in de stad moest schoonmaken, kregen van een medeleerling te horen dat hun vader vast een taakstraf had omdat hij met zo’n fluorescerend hesje door de straat liep.

Dit beleid lijkt er vooral op gericht mensen in de bijstand het leven zo zuur mogelijk te maken. Om, zoals dat soms eerlijk wordt toegegeven, ‘zoveel mogelijk mensen uit de uitkering te krijgen’. Dat hoeft niet altijd uitstroom naar betaald werk te betekenen…