Liefde voor drassige grond en andere complexe zaken

13 november 2017 • Michi Almer • AFSCHEID + BOEKPRESENTATIE 

imagesHarry Kunneman is een filosoof die ingewikkelde filosofische theorieën in een kernachtige beeldende taal weet te verbinden met prangende maatschappelijke kwesties. Met boektitels als Van theemutscultuur naar walkman-ego en Het dikke ik geeft hij rake typeringen van wat de maatschappelijke veranderingen van de laatste decennia met ons hebben gedaan. Kunneman nam op 5 oktober afscheid van de Universiteit voor Humanistiek waar hij 27 jaar hoogleraar was. Op dezelfde dag verscheen zijn nieuwste boek: Amor complexitatis. Bouwstenen voor een kritisch humanisme, deel 2. Michi Almer was erbij en begon nog dezelfde avond aan het boek.

Uitnodiging tot samen-denken
Ter ere van zijn afscheid was er overdag een symposium, georganiseerd door het tijdschrift Waardenwerk, waarop zijn denken centraal stond. Kunneman zelf heeft het liever over denkvoorstellen of wegwijzers; de meest geniale gedachte blijft immers machteloos als niet anderen hem volgen, meedenken en ernaar handelen. Aan het eind van de middag hield Kunneman zelf zijn afscheidsrede in de Utrechtse Sintjanskerk. De belangstelling was groot: zowel de grote zaal van het Utrechts Centrum voor de Kunsten, waar het plenaire deel van het symposium plaats vond, als de Sintjanskerk zat bomvol.

Frans Vosman, hoogleraar zorgethiek aan de Universiteit voor Humanistiek, waarschuwde in zijn openingslezing de aanwezigen om het dagprogramma niet passief te ondergaan, maar zich vanuit hun eigen vragen en zorgen over mens en maatschappij tot de inhoud te verhouden. Wie zich zorgen maakt over armoede, uitsluiting en precaire leefsituaties, over economische belangen die ons gedeelde belang bij goede zorg, onderwijs, een rechtvaardige samenleving en schone lucht overschaduwen, bevindt zich hier, in aanwezigheid van Kunneman, in goed gezelschap.

Rake taal
KunnemanVosman prijst Kunneman terecht om zijn vermogen het nieuwe denken dat hij ontwikkelt te voorzien van een nieuwe, rake taal. Een term als ‘het dikke ik’ houdt de hedendaagse mens een provocerende spiegel voor: het dikke ik is onverzadigbaar, zelfingenomen en lomp. Het heeft een dikke huid, kent geen mededogen met anderen die het minder hebben, ook niet als zij slachtoffer zijn van de eigen hebzucht. Het dikke ik heeft geen interesse, alleen minachting voor mensen die anders denken of anders zijn.
Met de term ‘trage vragen’ richt Kunneman onze aandacht op al die problemen die zich aan technische beheersbaarheid en kant en klare oplossingen of behandelingen onttrekken en die wel een cruciale rol spelen in ons leven, in de zorg en niet in laatste plaats in de ggz. Vragen rond de zin van het leven, rond kwetsbaarheid en eindigheid, moraal, liefde en agressie dreigen in onze tijd van beheersing en efficiëntie uit het zicht te verdwijnen van wie zich beroepsmatig met het wel en wee van de medemens bezighoudt. Met als gevolg dat de nagestreefde efficiëntie verloren gaat; men werkt misschien wel snel en volgens protocol, maar niet effectief omdat men voorbijgaat aan een belangrijk stuk van de realiteit. Cliënten voelen zich in de steek gelaten en professionals raken het gevoel niet kwijt dat zij dweilen met de kraan open.
Willen zij ‘werk doen dat deugt en deugd doet’ – wederom een geliefde Kunneman-term –, dan moeten zij ‘normatieve ‘professionaliteit’ ontwikkelen. Dat betekent zich niet beperken tot het uitvoeren van regels en voorschriften maar in de praktijk al lerend en ontdekkend de trage vragen het hoofd bieden.

Filosofisch rollenspel
 In een hilarisch rollenspel worden de verschillende filosofen opgevoerd die Kunneman hebben beïnvloed: Habermas betreedt mopperend het podium, omdat hij naar zijn mening niet vaak genoeg geciteerd is – en bovendien zijn de meeste citaten voorzien van kritisch commentaar. Andere genodigden, Judith Buttler, Jessica Benjamin en Paul Ricoeur worden tot hun tevredenheid vaker – en met instemming! – geciteerd. De geprezen en geciteerde filosofen lijken daarmee zelf bevangen door de logica van het dikke ik dat liever opschept over eigen verdiensten dan zich in ‘leerzame wrijving’ tot de gedachten van hun collega’s te verhouden. Want tot een echt gesprek wil het niet komen, en als Hans-Georg Gadamer, pleitbezorger van het artistieke spel, het podium betreedt om met zijn cello muzikaal commentaar te geven is de verstaanbaarheid – ook voor het publiek – helemaal ver te zoeken.

Wrijving en begrenzing
De hier node gemiste ‘leerzame wrijving’ is ook een echte Kunneman-term – in feite zijn verbredende interpretatie van wat Jessica Benjamin verstaat onder ‘vreedzame begrenzing’. Benjamin redeneert vanuit een psychoanalytische achtergrond en stelt dat bij ontmoetingen en in relaties mensen elkaar vaak niet zien en begrijpen zoals ze echt zijn, maar beelden van elkaar hebben die voortkomen uit identificaties en projecties. Je wil dat de ander net zo is als jij, of juist heel anders, beter of juist slechter dan je jezelf ziet. Maar je wil bovenal dat de ander niet afwijkt van het beeld dat je van hem of haar geconstrueerd hebt. Aangezien de ander nooit helemaal past in dat beeld zijn conflicten, agressie en geweld het gevolg van deze neiging. De enige remedie is in deze gevallen dat één van de partners in deze situatie de ander duidelijk te verstaan geeft niet aan het beeld van de ander te kunnen of willen voldoen, zonder daarbij zelf agressief te worden, zonder de ander af te wijzen, maar juist duidelijk makend dat de relatie belangrijk is. Via deze vreedzame begrenzing lukt het ons zo nu en dan voorbij de wederzijdse projecties elkaar echt te ontmoeten.

Kunneman wil dit idee, dat vooral in persoonlijke en therapeutische relaties geworteld is, uitbreiden naar andere contexten: overleg tussen collega’s, discussies over beleid, politiek en dergelijke. Daartoe heeft hij de term ‘leerzame wrijving gemunt.

Terpen in het moeras
Dat dit verre van eenvoudig is, bleek tijdens de workshop van Andries Baart en Wouter james foot 267232Kusters over ‘meerduidigheid en handelingsdwang’ in de ggz. We kijken naar een aflevering van Monitor over ‘verwarde personen’, over een man die meer dan tien jaar antipsychotica toegediend kreeg zonder dat zelf te weten. Zijn vrouw had in overleg met de huisarts hiervoor gekozen omdat de man geen medicatie wilde en men bang was dat hij opnieuw psychotisch zou worden. Een nieuwe huisarts weigert hieraan mee te werken, de man stopt met zijn pillen, wordt opnieuw psychotisch, krijgt conflicten met iedereen, blijft hulp weigeren en komt uiteindelijk op tragische wijze om het leven. Het perspectief van de documentaire is dat van zijn verbijsterde broer en zus. Waarom greep niemand in?

In het gesprek dat volgde ontstond wrijving: er zijn mensen die, net als broer en zus uit de film, vinden dat de mogelijkheden tot gedwongen behandeling en opname verruimd moeten worden, terwijl anderen daar grote gevaren in zien. Al pratend constateren we dat we veel te weinig weten over de man en zijn problemen. Hij was psychotisch geworden na een tegenslag – wat was er gebeurd? Hij was tijdens de opname die erop volgde vastgebonden en slecht behandeld. Is dat geen voldoende verklaring voor zijn weigering zich opnieuw te laten opnemen? Had een humane benadering misschien al dit leed kunnen voorkomen. Er is in dit geval zoveel misgegaan dat Andries Baart verzucht dat hij de liefde die Harry Kunneman betuigt voor complexe zaken niet kan delen. Het ís ingewikkeld, het is een moeras waarin gebaande paden steevast doodlopen. Dat moet je onder ogen zien, maar om er nu van te houden…
De tijd was te kort om tot leerzame wrijving, dat wil zeggen tot wederzijds begrip voor de verschillende standpunten en vanuit dat begrip tot nieuwe inzichten te komen. Als dat wel gelukt was hadden we met elkaar in Kunnemans termen ‘een terp in het moeras’ kunnen bouwen; een plek die overzicht biedt over alle drassige ingewikkeldheden.

Strijdigheid 
Doortje Kal en Richard Brons – beiden gepromoveerd bij Kunneman – verzorgden een workshop over kwartiermaken waarin het van Lyotard afkomstige begrip ‘strijdigheid’ centraal stond. Strijdigheid wil zeggen: ‘lijden aan het onrecht dat de eigen positie (ervaring, beleving, aandoening, herinnering) niet tot uitdrukking kan worden gebracht in een situatie waar juist die positie in het geding is’. Dat is minder ingewikkeld dan het misschien klinkt: denk aan de moeite die zwarte Nederlanders hebben gehoor te vinden voor hun ervaringen met racisme: witte Nederlanders vinden zichzelf nu eenmaal niet racistisch, dus het moet wel verbeelding, overgevoeligheid of gewoon gezeur zijn. Of denk aan iemand die hulp zoekt voor de problemen die hij of zij ervaart en bij een psychiater komt die deze problemen en het erover praten puur ziet als symptomen van een psychiatrische aandoening; stofjes in de hersenen of zoiets. Binnen de context van dit soort situaties is geen taal beschikbaar om de problemen die iemand ervaart aan te kaarten. Daardoor wordt het leed dat die problemen veroorzaken nog veel groter. Omdat je vanwege die problemen vreemd wordt gevonden ga je jezelf ook vreemd voelen. Doortje Kal vertelt hoe kwartiermakers zich inzetten voor een gastvrije samenleving die erkent dat er mensen zijn die op deze manier tot vreemden worden gemaakt en die ruimte biedt voor dat andere wat niet gearticuleerd kan worden.
Richard Brons maakt duidelijk dat de ideeën van Jessica Benjamin over lichamelijke spiegeling daarbij behulpzaam kunnen zijn: als woorden tekort schieten, kan lichaamstaal soms de kloof overbruggen en het contact herstellen.

Radicaal humanisme: voorbij het antropocentrisme
leio mclaren 299158De ondertitel van Kunnemans nieuwste boek luidt Bouwstenen voor een kritisch humanisme, deel 2 – deel 1 was Het dikke ik. Zijn afscheidslezing droeg de titel Radicaal humanisme. Radicaal, omdat Kunneman een belangrijk deel van het humanisme – het centraal stellen van de mens – verwerpt. Kijkend naar hoe wij omgaan met de aarde en de andere levensvormen waarmee wij de aarde delen constateert hij dat de mensheid als geheel zich als een ‘dik ik’ opstelt. Het humanisme legitimeert met zijn antropocentrische blik deze verticale verhouding tussen de mens en de rest. Frans de Waal en andere biologen die zich toeleggen op de relaties tussen dieren zette Kunneman op een nieuw spoor. Relaties tussen verschillende soorten kunnen destructief en exploiterend zijn (denk aan de jager en zijn prooi of aan dieren die zich erin bekwamen de door een andere soort verzamelde voorraden te plunderen) maar ook gekenmerkt worden door uitwisseling, samenwerking, zorg, spel en erotiek die alle betrokkenen ten goede komen.

Als we vreedzaam samenleven humaan noemen, dan zijn er diersoorten die veel humaner zijn dan wij mensen. Want wij springen moeiteloos van de ene kant van het spectrum naar de andere. Wij buiten dieren uit en doden ze, maar tegelijkertijd vertroetelen we onze huisdieren. Ook ten opzichte van onze medemensen kennen we zowel agressieve als vreedzame en zorgzame impulsen. We lijken daarmee zowel op de relatief agressieve chimpansee als op de vreedzame in matriarchale gemeenschappen levende bonobo – de twee primatensoorten die wat DNA betreft het meest op ons lijken. Het is, gezien de steeds grotere schade die mensen aan de aarde toebrengen, de hoogste tijd dat we het humanistisch streven naar vreedzaam samenleven uitbreiden naar alle levende wezens – in hun en ons belang.
Zo voorziet Kunneman een nieuwe morele horizon voor de mensheid: het onder ogen zien van onze verwikkeling in destructieve en exploiterende relaties met andere levensvormen en met elkaar.

Dikke ikken tegen wil en dank?
8096336834 26aeb05842Ik ben onder de indruk van de brede en stimulerende invloed van het denken van Kunneman. Aan het eind van zijn nieuwe boek ben ik dat nog steeds, maar gaandeweg begin ik ook een belangrijk aspect van onze complexe wereld en onze verwikkeling daarin te missen. Bij alle nadruk op tussenmenselijke en – waarom niet – tussendierlijke relaties en de vele ingewikkeldheden daarbinnen is de maatschappelijke context waarin die relaties vorm krijgen wat uit beeld geraakt. De mensheid heeft in haar lange geschiedenis een maatschappelijke organisatie opgetuigd die vandaag de dag functioneert volgens de logica van het dikke ik: een economisch systeem gericht op eindeloze groei van consumptie en vooral van macht en rijkdom aan de top. Wat we doen of laten hangt af van de mogelijkheden die dit systeem biedt en dat maakt dat we ons veel vaker dan ons lief is gedragen als dikke ikken – concurreren in plaats van samenwerken, de belangen van de eigen organisatie zwaarder laten wegen dan het algemene belang – zelfs als dat tegen onze morele principes indruist. Kunneman daagt ons uit om op een nieuwe en betere manier over morele kwesties na te denken en reikt ons daarvoor prikkelende gedachten van interessante filosofen aan, verpakt in toegankelijke en rake taal. Dat is een grote verdienste. Maar de condities die ons helpen dan wel belemmeren naar deze nieuwe inzichten te handelen blijven onderbelicht. Ik hoop daar meer over te lezen in het beloofde derde deel van de ‘bouwstenen voor een kritisch humanisme’.

Harry Kunneman, Amor complexitatis. Bouwstenen voor een kritisch humanisme – deel 2. Uitgeverij SWP 2017, 416 blz., € 39,90.