Rozen voor Kitty

21 maart 2017 • Veronica van Roon  LITERAIR VERHAAL

rozenDistantie tussen hulpverlener en cliënt was altijd de norm in de ggz. Maar de laatste tijd klinken steeds meer geluiden over de voordelen van professionele nabijheid, er worden zelfs congressen aan gewijd. Cliënten en familieleden hadden natuurlijk altijd al die ervaring. Veronica van Roon won met onderstaand verhaal de Reliëf Verhalenwedstrijd 2016.

Rozen voor Kitty

Mijn moeder heeft de inrichting nooit haar thuis genoemd, ook al woonde ze er al jaren. Bij elk bezoek deelde ze mij mee dat ze spoedig naar huis zou gaan. Ze beschouwde zichzelf liever als een bezoekster die hier toevallig verzeild was geraakt.

In haar manische periodes zag zij zichzelf als uitverkoren. Ze bruiste van ideeën om het leven in de inrichting een positieve injectie te geven! Huisdieren zouden toegelaten moeten worden. Zodat iedereen meer kon knuffelen.
Soms boekte ze een indrukwekkend succes. Zoals bij de vrouw die jarenlang niet wilde eten en drinken. Ze zat dag en nacht aan een infuus. Mijn moeder sprak met haar, ook al zei ze niks terug, en voerde haar theelepeltjes melk. Na enige weken had de vrouw niet alleen haar eetlust maar ook haar stem weer terug.

Een ander steeds terugkerend agendapunt was een bloemetje op de verjaardag van de patiënten. Elk jaar zou een bewoner in het zonnetje gezet worden! Sommigen waren hun verjaardag vergeten. Zo konden ze weer vieren dat ze ooit geboren waren. Helaas werd er wel geëxperimenteerd met dure medicijnen, maar een verjaardagsboeketje kon er niet af. Logistiek te gecompliceerd, heette dat. Dus ging mijn moeder zelf aan de slag. Een week voor haar verjaardag stelde ze een brief op aan een van haar favoriete mannen, de bekende psychiater die in het andere gebouw werkte. Olaf heette hij.

<< Een verjaarsboeketje kon er niet af,
dus ging mijn moeder zelf aan de slag >>

‘Lieve Olaf,’ schreef ze met driftige maar leesbare letters, ‘ik ben volgende week jarig en je bent van harte uitgenodigd om dit met mij te vieren. Ik word 63 jaar!’
‘Hij zal wel veel brieven krijgen,’ probeerde ik haar voor te bereiden op de zoveelste teleurstelling.
‘Misschien lukt het hem niet iedereen persoonlijk terug te schrijven... maar mij wel,’ antwoordde mijn moeder onverschrokken. ‘Ik ben niet de eerste de beste!’ Haar behandelaar had onlangs geroepen dat ze weer in haar manische periode zat. Ik vond haar zelfvertrouwen inspirerend.

Op de dag van haar verjaardag zat zij al om kwart voor negen statig met een koninklijke speld in haar zilveren haar op een van de felgekleurde stoelen van de gemeenschappelijke ruimte. Het rook naar sigaretten en er hing een zware stilte. De stormen van doorwaakte nachten leken geluwd en de bewoners probeerden zichzelf weer te hervinden.
Er had zich nog geen verjaarsvisite gemeld. Alleen ik was nog snel even voor mijn werk langsgekomen. Maar dat viel onder de categorie ‘vanzelfsprekend’. Mijn moeder staarde vastberaden in de verte, alsof ze verwachtte dat haar droomschip spoedig zou opdoemen uit de mistige horizon.

<< Mijn moeder staarde in de verte,
alsof elk moment haar droomschip kon opdoemen >>

Plotseling ging de deur open. Daar stond verpleegster Lettie. Ze stak wit en gestreken af tegen het morsige voorkomen van de bewoners. ‘Goedemorgen,’ schalde haar doeltreffende stem de ruimte in. ‘Van harte gefeliciteerd, mevrouw Keuchenius! Er is bezoek voor u!’ Ze keek mijn moeder doordringend aan.
Bezoek voor mijn moeder? Wie kon dat zijn? Jarenlang was ik haar enige bezoekster. Was het dan toch nicht Leontien die de reis had gemaakt na zoveel jaren...? Mijn moeder gaf echter geen krimp.
‘Ik verwachtte iemand,’ sprak zij plechtig en schreed naar de ontvangsthal.

De deur ging open en wie stond daar? Olaf, keurig in pak en bedolven onder 63 rozen! Hij keek naar mijn moeder zonder enige angst, zonder afstand, zonder dat eeuwige masker van zelfbescherming. Mijn moeder begon te stralen. Hij wenkte haar met zijn ogen en zij schonk hem haar mooiste glimlach. Ze omhelsden elkaar. Nog even wierp ze een triomfantelijke blik achterom, maar richtte zich daarna meteen weer tot Olaf. In haar ogen de blik van een jong meisje. Ze zong bijna toen ze zei: ‘Dag Olaf, zeg maar Kitty!’