Neoliberalisme verdringt politiek en moreel debat
17 oktober 2017 • Doortje Kal • BOEKBESPREKING
De financiële crisis van 2008 leek de nekslag voor het neoliberalisme. Maar het is juist steviger geworteld dan ooit. Hoe moeten we erop reageren, bijvoorbeeld in de zorgsector? De Duitse hoogleraar Thomas Biebricher schreef het interessante boek Onvermoed en onvermijdelijk – de vele gezichten van het neoliberalisme. Op 2 november is er een masterclass over neoliberalisme & zorg (zie onderaan dit artikel).
Derde weg
Waaraan herken je het neoliberalisme? En hoe werkt het door in zorg en welzijn? Deze vragen werpen Frans Vosman (hoogleraar zorgethiek) en Andries Baart (bijzonder hoogleraar presentie en zorg) op in de inleiding bij de Nederlandse vertaling van Biebrichers boek. De eerste vraag krijgt in dit boek alle aandacht, de tweede minder.
Vosman en Baart verwijzen naar de periode met de regeringsleiders Blair, Clinton en Kok en hun pleidooi voor de derde weg, niet die van het rauwe kapitalisme, ook niet die van een verstijfde overheidscontrole van de economie, maar iets ertussenin. Een derde weg waarin – net als nu – autonomie en zelfredzaamheid worden verondersteld. De participatiesamenleving werd al in 1991 door premier Kok geproclameerd.
Een diepe duik in het neoliberale denken en zijn vele gestalten is nodig om ons ertegen teweer te stellen. Want, het neoliberalisme verdringt het politieke en morele debat. Er lijkt een primaat van de economie te gelden voor het publieke handelen. Daardoor voelen mensen in kwetsbare posities zich niet alleen economisch maar ook sociaal overbodig. Het neoliberalisme is in tal van onvermoede doorwerkingen aanwezig. Dat schreeuwt om inzicht, reflectie en debat. Vandaar dit boek, dat veel stof tot nadenken geeft.
Term uit jaren dertig
Thomas Biebricher (1974), politicoloog en neoliberalisme-expert, schetst in zijn introductie op de drie essays die dit boek vormen de herkomst van de term neoliberalisme. Deze ontstond tijdens het Walter Lippmann Colloquium in Parijs (augustus 1938), waar vooraanstaande liberale denkers verzameld waren. Zij wilden het klassieke liberalisme vernieuwen door het te verbinden met een zekere mate van marktregulering. Dat moest een antwoord zijn op de Grote Depressie en de opkomst van het totalitarisme.
Maar ondanks de productiviteit van neoliberale denkers – van wie velen in dit boek de revue passeren – bleef het neoliberalisme lang een luchtkasteel. Totdat het halverwege de jaren zeventig voet aan de grond kreeg, met vervolgens een bloeiperiode in de jaren negentig. Pas door de financiële crisis van 2008 kwam de schijnbaar onaantastbare positie ter discussie te staan. Maar… de ondergang bleef achterwege. Het neoliberalisme is dieper geworteld dan ooit. Dat noodzaakt tot een kritische beschouwing die zich niet alleen richt op economische kwesties, maar ook de politieke dimensie van het neoliberalisme problematiseert.
Geen homogene stroming
Over die politieke dimensie gaat het eerste essay. Daarin staat de prangende vraag centraal of neoliberalisme uiteindelijk leidt tot ondermijning van de democratie. Biebricher wijst erop dat het neoliberale denken geen homogene intellectuele stroming is. Hij wil het neoliberale redeneren over democratie scherper analyseren, want het is te gemakzuchtig neoliberalen zomaar als antidemocraten in de beklaagdenbank te zetten.
Om tot een werkbare definitie van neoliberalisme te komen moeten we in de geschiedenis duiken. Het neoliberalisme vormde een antwoord op de crisis van het liberalisme in de jaren dertig. Het radicale laissez faire – met als gevolg de groeiende dominantie van trusts, kartels en monopolies op de markten – veroorzaakte de Grote Depressie.
Nog verontrustender was de politieke dimensie van deze crisis van het liberalisme: de Oktoberrevolutie in Rusland, het nationaal-socialisme in Duitsland en fascistische bewegingen ook elders in Europa. Het genoemde colloquium wilde als reactie hierop een vernieuwing van het liberalisme, een neo-liberale formule. Biebricher meent dat het neoliberalisme is op te vatten als ‘een gedachtegoed dat reageert op een waargenomen crisis met een combinatie van revitalisering en herziening van onderdelen van de klassieke liberale agenda’.
Deze definitie biedt enerzijds ruimte aan varianten, anderzijds onderscheidt zij een – zij het geringe – gemeenschappelijke noemer die de varianten met elkaar verbindt. Die noemer is het liberalisme te doen herleven op basis van een kritische herziening van zijn agenda. Op het democratisch gehalte van het neoliberalisme kom ik straks nog terug.
Staat en neoliberalisme: goede vijanden
In het tweede essay noemt Biebricher het een cliché om de essentie van het neoliberalisme samen te vatten als staatskritisch en staatsvijandig. Het maatschappelijk leven zou in die visie steeds verder aan de greep van de staat worden onttrokken. Het overgebleven staatsapparaat zou dan als een soort quasi-onderneming worden geleid (minimaalstaat). Deze opvatting is niet helemaal fout, soms is zij ook juist, maar zij presenteert naar Biebrichers oordeel een eenzijdig en versmald beeld van het neoliberalisme en doet bij lange na geen recht aan de complexiteit van zijn relatie tot de staat.
Punt is volgens Briebricher dat de staat balanceert tussen roll back én roll out-neoliberalisme. Afbraak van de staat is niet altijd het kenmerk. Vaker is juist sprake van een roll out-neoliberalisme: hoe kan de staat bijdragen aan een beter functioneren van de markt? Zo is de decentraliseringsoperatie in Nederland op de terreinen zorg, werk en jeugdhulp niet te typeren als een aftocht van de staat. Het is eerder een andere vorm van sturing, namelijk door gemeenschappen een verantwoordelijkheid voor elkaar te geven: governing through communities.
Biebricher wijst op het gevaar dat bepaalde denkbeelden van het neoliberalisme zich immuun tonen voor de tegenstrijdigheden van de zichtbare werkelijkheid. Zo kan men de problematiek van uitbuiting, uitsluiting en ongelijkheid kritiseren, maar dreigt de neoliberale heilsbelofte van welvaart en vrijheid buiten schot te blijven (vergelijk de kritiek destijds op het reëel bestaande socialisme: er zijn misstanden, maar de eigenlijke leer is goed).
Al met al neemt de staat in het neoliberalisme een absoluut centrale en tegelijkertijd uiterst tegenstrijdige positie in. Het is een ‘goede vijand’ en dat gevoel is wederzijds. De verzorgingsstaat lijkt de vijand van het neoliberalisme, maar de staat als zodanig is onmisbaar als sturingselement. Het gaat neoliberalen om versterking van bepaalde elementen van het functioneren van de staat, en afzwakking van andere.
Wedergeboorte van ordoliberalisme
In het derde essay verdedigt Biebricher de stelling dat we getuige zijn van de onwaarschijnlijke wedergeboorte van de ordoliberale denkschool, een van de stromingen binnen het neoliberalisme. De centrale leerstellingen van de politieke filosofie van het ordoliberalisme – die neerkomen op een autoritaire, ondemocratische en technocratische visie op de politiek – worden momenteel in praktijk gebracht met de verschillende hervormingen van de Europese waarlijk economische regering.
Ordoliberalen benadrukken de behoefte aan concurrerende markten, omdat alleen die echt functionerende markten zijn. De economische crisis in de jaren dertig kwam volgens hen voort uit ondermijning van de competitieve logica: vrijwaring van concurrentiedruk, de universele wil een monopoliepositie te bereiken.
Het ordoliberalisme combineert twee elementen: (1) commitment met een marktordening gebaseerd op persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid; (2) tegelijk echter een herconceptualisering van de werking van markten. Markten zijn volgens de ordoliberalen kunstmatige fenomenen, die geneigd zijn hun eigen logica te ondermijnen wanneer ze niet gereguleerd worden. De staat zal continu over de markten moeten waken. Ze moet voortdurend competitie afdwingen: van antitrust-wetgeving tot regels inzake intellectueel eigendom. Een toestand van volkomen competitie is het via regulering te bereiken doel van deze Ordnungspolitik.
Biebricher houdt vervolgens de impliciete politieke visie van het ordoliberalisme tegen het licht. Een sterke staat is in dit denken een vereiste tegen machtige lobby’s. Het ordoliberalisme ziet de staat als een monolithische structuur, die afgeschermd is van maatschappelijke invloeden en bereidwillig en krachtig genoeg om andere actoren te dwingen tot naleving van zijn beslissingen. De politieke filosofie van het ordoliberalisme is niet alleen autoritair en ondemocratisch, maar impliceert ook een bepaalde opvatting van de wetenschap: ordelijk/technocratisch denken.
Ordoliberale omvorming van Europa
Biebricher stelt dat Europa momenteel, in reactie op de crisis, een ordoliberale transformatie ondergaat – aangejaagd vanuit Duitsland, waarin de ordoliberale traditie veel invloed heeft binnen de politiek en in economische denktanks. De huidige twee routes naar Europees economisch herstel zijn: a) strenge bezuinigingspolitiek; en b) liberalisering van met name de arbeidsmarkten (arbeid als louter koopwaar). Biebricher ziet hierbij een autoritaire, ondemocratische en technocratische wending in de Europese governance gaande.
Als voorbeeld wijst hij op de MIP (Macroeconomic Imbalance Procedure) – een instrument waarmee de Europese Commissie lidstaten kan aanspreken op ‘macro-economische onevenwichtigheden’. Er komt nauwelijks democratische verantwoording aan te pas. Zo kan beleid rond bijvoorbeeld pensioenen of onderwijs aan democratisch gekozen regeringen worden opgelegd, met de dreiging van boetes achter de hand. Men vertrouwt op het scorebord en de adviezen van de experts. Dit absolute vertrouwen op deskundigen betekent volgens Biebricher echter de overschakeling op een gedepolitiseerde en technocratische modus van beleidsvorming. Dat experts van mening verschillen over economische kwesties, wordt onder het tapijt geveegd. Het politieke en morele debat wordt doodgeslagen.
Conclusie
Biebricher brengt zijn these over de ordoliberale transformatie van de Europese Unie met verve, maar hier en daar is deze naar zijn eigen zeggen mogelijk wat kort door de bocht. Zo past het redden van banken de ordoliberalen juist niet. Zij benadrukken de nauwe band tussen vrijheid, economische risico’s en onbeperkte aansprakelijkheid in geval van een debacle.
Toch houdt de these in dat wanneer het stof is neergedaald en er nog een eurozone bestaat, de economische governance veel meer ordoliberaal zal zijn dan deze was voor de crisis. We moeten deze dimensie in ogenschouw nemen, meent Biebricher.
Het onderzoeksnetwerk Critical Ethics of Care neemt de uitdaging aan en organiseert een masterclass over de Nederlandse situatie op 2 november (zie de aankondiging hieronder).
Thomas Biebricher, Onvermoed en onvermijdelijk. De vele gezichten van het neoliberalisme. Met een inleiding over de Nederlandse situatie door Frans Vosman en Andries Baart. 120 blz, € 15. Verkrijgbaar in de boekhandel of online bij Valkhof Pers (klik hier).
Masterclass neoliberalisme en zorg
Op donderdag 2 november organiseert stichting Critical Ethics of Care een Nederlandstalige masterclass over de invloed van neoliberalisme op zorg, welzijn en onderwijs. Aanleiding is Biebrichers boek.
Neoliberalisme zit in het DNA van de moderne samenleving. Het is bepalend voor de manier waarop burgers geacht worden met elkaar om te gaan en voor de manier waarop problemen in de samenleving benaderd worden: meer markt, minder overheid, meer eigen regie en meer zelfredzaamheid. Neoliberalisme beïnvloedt mensen en organisaties zelfs waar het niet wordt vermoed. En neoliberalisme lijkt de enige manier te zijn voor het vormgeven van de huidige samenleving. Dat levert prangende vragen op als:
♦ Als deregulering de oplossing is, waar komen dan al die regels vandaan?
♦ Als je regie moet voeren over je eigen leven, mag je dan ook nog kwetsbaar zijn?
♦ Als overheden zorg gaan aanbesteden, wat zijn duurzame verbindingen met de samenleving dan waard?
♦ Zijn buzzwords zoals co-creatie en resilience slimme verpakkingen van het neoliberale gedachtegoed óf een alternatief voor dat gedachtegoed?
De masterclass is op 2 november van 17.30 tot 20.45 uur in Domstad, Koningsbergerstraat 9, Utrecht. Met inleidingen door Erna Molenaar, Guus Timmerman, Ed de Jonge en Jan den Bakker. Kosten € 100 (inclusief boek Biebricher). Voor meer informatie en aanmelding klik hier.