Duivels onrecht
16 februari 2018 • Marietje Lemmens • ERVARINGSVERHAAL
Marietje Lemmens groeide op in een gezin van zestien kinderen in een klein dorp in Limburg. Ze werd vanaf haar zesde seksueel misbruikt tot ze op haar zestiende het ouderlijk huis verliet om verpleegkundige te worden. Als moeder van twee jonge kinderen werd ze psychotisch. De medicijnen die ze kreeg bezorgden haar een nieuw trauma. Met hulp van haar tweelingzus, opgeleid in de vrouwenhulpverlening en initiator van zelfhulpgroepen, kwam ze erbovenop. Ze ontdekte dat veel vrouwen vergelijkbare ervaringen hadden: misbruik en schuldgevoelens, aangewakkerd door de katholieke kerk. Michi Almer tekende haar verhaal op.
Een duivel in de spiegel
Ik wil vooral vertellen over bezetenheid door de duivel. Daarover is ons door de kerk zoveel wijsgemaakt. Ik kon pas later ontmaskeren hoe dat bij mij gewerkt heeft.
Toen ik psychotisch was, werd mijn binnenwereld eigenlijk mijn buitenwereld. Ik werd een levensgrote duivel. Ik kreeg klauwen en rode horens. Als ik in de spiegel keek, was dat afschuwwekkend. Ik schrok ervan, raakte helemaal hoteldebotel. Ook mijn man, Jan, schrok vreselijk toen hij mij midden in de nacht met een rozenkrans door het huis zag lopen. Ik zei tegen hem dat ik bezeten was door de duivel en dat hij koffie voor me moest maken omdat ik in een heel akelige nachtmerrie zat en niet wakker kon worden.
Trauma en overbelasting
Jan was toen al maandenlang depressief. En we hadden twee kleine kinderen. Misschien was ik dus ook wel een beetje overspannen. Jan kreeg halcion, een zwaar slaapmiddel, tegen de depressie. Zelfs op de bijsluiter stond dat je daar suïcidaal van kon worden. Overdag werkte hij als leraar en elke avond praatte hij over zelfmoord. Een keer liet hij zo’n pil vallen in de badkamer. Onze zoon van vijf dacht dat het een snoepje was en at het op. Hij werd er heel erg dronken van. We moesten met hem naar de dokter. Zulk zwaar spul was dat. Dat was allemaal heel heftig.
Er was nog veel meer aan de hand. Ons eerste dochtertje was vlak na de bevalling overleden. En ik ben als kind jarenlang misbruikt door mijn oudste broer. Eigenlijk was ik zelf ook depressief. Die depressie had ik als kind al. Ik kon niet naar school, er was van alles met mij. Pas heel laat leerde ik klok kijken. Mijn vader begreep dat niet. Hij maakte een klok met een grote en een kleine wijzer, ik kreeg het maar niet onder de knie. Rekenen kon ik ook niet. Ik was geblokkeerd, heel ernstig geblokkeerd. Daar heb ik gewoon mee geleefd, totdat die psychose kwam.
Opgroeien
Bij ons thuis was vroeger een groot verschil tussen de jongens en de meisjes. De jongens werden op een voetstuk geplaatst, ze kregen altijd gelijk. De meisjes moesten hun broers gehoorzamen. We moesten ze bedienen, spullen van boven halen, een eitje voor ze bakken. Dat werkte dat misbruik natuurlijk in de hand.
Maar mijn moeder was de baas. Die had zo’n groot kachelijzer op tafel liggen en daarmee werden wij geslagen. En één keer vertelde mijn oudste broer dat ik met een jongen bij de beek had gelegen. Ik had helemaal niets met die jongen gedaan, maar mijn moeder geloofde hem en ik kreeg verschrikkelijke slaag. Ik werd ook wel voor straf in de kelder opgesloten. Daar was het donker, dat was vreselijk. Ik heb er een keer alle weckflessen kapot geslagen, zo kwaad was ik. Daarna werd ik natuurlijk weer stevig afgeranseld door mijn moeder. Mijn vader heeft me nooit geslagen. Ik was een tegendraads kind. En ik was sterk… Als er gemaaid werd moesten we helpen, dan liep ik op blote voeten over het veld. Die stoppels sneden in je voeten, maar dat vond ik helemaal niet erg. Ik geloof zelfs dat ik dat fijn vond, want dan kon ik mezelf voelen.
De kerk
Vijf jaar geleden kon ik ineens weer terug-voelen hoe ik als kind van zeven jaar de eerste heilige communie deed. Ik had een rozenkrans, en ik had witte handschoentjes aan en een witte sluier. Zo was ik bruidje van god. Maar ik voelde mij helemaal geen bruidje van god. Ik was de duivel, ik was gitzwart, ik zou naar de hel gaan, maar ik stond daar als engeltje. Dat was in tegenspraak. Nu weet ik weer hoe ernstig en depressief ik daar voor die communiebank stond. Ik was een heel angstig kind, kon vaak niet meedoen omdat mijn motoriek slecht was. Ik zag de zee van vlammen, waar ik naartoe moest en tegelijkertijd stond ik daar als engeltje. Die spanning heb ik al die tijd met me meegedragen.
Daarna moest ik elke maand gaan biechten… Elke keer als mijn oudste broer mij misbruikt had, zei hij: jij komt in de hel. En je moet dit biechten en penitentie doen. Mijn tweelingzus overkwam hetzelfde. Al die jaren zaten wij met het idee doodzondes te hebben begaan en naar de hel te zullen gaan. Als kind geloofde je dat, je werd geïndoctrineerd. Dat was zo afschuwelijk.
De pastoor gaf mij dan oefeningen van berouw en oefeningen van hoop. Je moest zoveel weesgegroetjes doen. Elke maand daarheen gaan, dat was vreselijk. Dat was een en al schaamte en vernedering. Ik voelde me al helemaal zwart van binnen. Daarna was je er even vanaf, maar dat misbruik gebeurde wel drie keer per dag.
De dader
Het heeft van mijn zesde tot mijn zestiende geduurd. Ik had meer foute broers, maar de meeste last had ik van de oudste. Hij heeft me een keer achterop de motor mee naar Keulen genomen. Ik denk dat ik toen een abortus heb gehad. Ik vond mezelf ineens dik, en dat snapte ik niet. Wij werden ook niet voorgelicht. Ik weet ook nog dat ik toen ik terugkwam een mooie broek kwijt was en dat ik helemaal onder het bloed zat.
Later heeft die broer zijn eigen kinderen misbruikt, daarna zelfs zijn kleinkinderen. Toen ben ik nog naar de politie gegaan, maar zelfs toen heeft de politie niets gedaan. Zijn zoon heeft hem toen het ziekenhuis in geslagen. Toen hij overleden was zeiden zijn dochters: wij dragen hem zelf en wij kijken of hij echt in de grond zit.
Op mijn zestiende ging ik in de verpleging, bij de nonnen. Zij zeiden: 'Marietje, er is iets met jou aan de hand.' Natuurlijk was er iets met me aan de hand. Ik was depressief, er was van alles. Maar dat kwam pas veel later naar buiten.
Bij de nonnen kreeg ik een beetje rust. Hoewel het ook weer bij de kerk was. Maar ik probeerde gewoon mijn werk te doen. Weet je, ik heb ook mezelf proberen te onderdrukken, dat weg te stoppen. Ik stopte mezelf in een kelder, met ijzeren hekken eromheen. Daar zat Marietje, en die komt nu af en toe weer eens naar buiten, als het veilig genoeg is.
De psychiatrie
Niet zo vreemd dus, dat ik in mijn psychose de duivel werd. Ik ben naar de huisarts gegaan en ik kreeg haldol-druppels. Dat was verschrikkelijk. Maar omdat ik wist dat ik iets nodig had om tot rust te komen ging ik ze zelf halen bij de apotheek. Eigenlijk wilde ik opgenomen worden, maar ik had een heel goede psycholoog, die vond het beter dat ik thuis bleef, bij de kinderen. Wel werd ik destijds in de psychiatrie behandeld voor depressie. Dus fietsten Jan en ik elke dag samen naar die dagbehandeling. Daar ben ik verder getraumatiseerd door al die pillen. Ik had dus haldol. Daar hadden ze een ander medicijn bij moeten geven tegen de bewegingsdrang, maar dat kreeg ik niet. Daarnaast kreeg ik antidepressiva, tranquillizers en zware slaapmedicatie. Daarvan viel je echt meteen om en dan werd je ineens weer wakker. Ik kon niet meer bewegen of nadenken. Ik had altijd honger en at heel veel, kreeg diabetes en een hele hoge bloeddruk. Ik stond stijf van de medicijnen en ik werd heel dik.
Verder moest ik daar sporten en ik kreeg muziek en creatieve therapie. In het begin kon ik helemaal niks. Ik kon niet eens lezen, alleen maar plaatjes kijken in de Margriet of zo.
Zo ver ben ik weg geweest. Toch werkte dat eigenlijk heel goed: zwemmen, sporten, muziek. Ze waren toen nog heel goed bezig met creativiteit. Dan kreeg ik handwerken, en ik werkte met zwart garen, dat vergeet ik nooit meer. Ik zocht het allerdikste garen en het moest een zwart gat worden, want daar zat ik in, in een zwart gat. Bij muziek werden we begeleid door een heel goede pianist. Op een dag nam ik zelf het heft in handen en begon een lied uit een opera te zingen. Zo vond ik mijn creativiteit terug en begon de blokkade waarmee ik al die jaren had rondgelopen te verdwijnen.
Zelfhulp
Op een gegeven moment kwam ik er dus achter dat ik gewoon een slachtoffer was. En dat ze me maar zaten te diagnosticeren. Ik merkte dat ik steeds meer een object werd en dat alles onderdrukt werd met medicijnen. Het voelde alsof ik opnieuw verkracht werd. Ik wilde erover vertellen, in plaats daarvan moest ik het weer wegslikken.
Dat zei ik ook tegen de psychiater: ik hoor hier niet thuis. Ik wil met iemand spreken die mij kan helpen om dit allemaal te verwerken.
En ik wilde van die pillen af. Jan probeerde dat uit mijn hoofd te praten. De psychiater had hem wijs gemaakt dat ik heel ernstig ziek was en pillen nodig had. Maar ik hield vol. Gelukkig wist ik als verpleegster hoe je dat moest doen. Een beetje afslijten. Ik heb gehoord dat ze tegenwoordig pillen zelfs zo maken dat je er steeds een schilletje af kunt halen. Maar zo deed ik het dus ook en op een gegeven moment was ik zonder pillen. Ik ging heel veel lopen. Lopen, lopen en nog eens lopen.
Mijn tweelingzus steunde me. Zij heeft mij er in feite doorheen gesleept. Mijn zus was natuurlijk ook getraumatiseerd, maar zij was bij een vrouw uit de vrouwenhulpverlening in behandeling gegaan. Daar ging ze elke week naartoe, dan werd ze van top tot teen gemasseerd en dat heeft haar geholpen. Ze studeerde in Nijmegen vrouwenhulpverlening en ging bij ons in Limburg vrouwengroepen opzetten. Ze vroeg mij mee te gaan naar zo’n groep. Ik dacht dat ik dat nog niet aankon, maar ze bleef aandringen tot ik mee ging. We zaten daar met allemaal vrouwen die dezelfde dingen hadden meegemaakt, misbruik, seksueel geweld. Sommigen waren net als ik bezeten geweest door de duivel.
Exorcisten en psychiaters
Toen we elkaar daarover vertelden, ontdekten we dat het gewoon leugens waren. Die bezetenheid is het resultaat van onderdrukking en een manier om die onderdrukking te verdoezelen en voort te zetten. Je bent slachtoffer van misbruik, maar je krijgt geen enkele steun. In plaats daarvan wordt je wijsgemaakt dat jij gezondigd hebt, dat je slecht bent en daarvoor zal moeten boeten. En, zeker als kind, geloof je al die verhalen over engelen en duivels. Dat vreselijke wat je overkomt moet toch wel het werk van de duivel zijn? Dus ben je zelf van de duivel.
In die groepen zaten vrouwen die hulp hadden gezocht bij de kerk. Een van hen kwam terecht bij een exorcist in Tegelen. Ze moest in een varkenskooi in de stront gaan staan, terwijl die exorcist allemaal gebeden met haar deed. Het idee was natuurlijk dat die duivel in een varken zou varen, intussen was het voor haar zelf verschrikkelijk vernederend. Een andere vrouw vertelde hoe de pastoor haar wurgde met een sjaaltje tot ze bijna stikte – ook om de duivel uit te drijven. In plaats van erkenning voor wat hun was aangedaan kregen ze te maken met nieuwe mishandeling en vernedering.
Ik ben blij dat ik niet in de handen van zo’n duiveluitdrijver ben gevallen. Maar het is toch verontrustend dat in het Vaticaan nog steeds exorcisten worden opgeleid. Ook andere religies hebben vergelijkbare verhalen en rituelen: verhalen die de schuld bij het slachtoffer leggen, die niet helpen onder ogen te zien wat er gebeurd is.
De psychiatrie doet eigenlijk hetzelfde: niet wat je hebt meegemaakt staat centraal, maar de stofjes in je hersenen die uit balans zouden zijn. Langzaam ging ik beseffen dat de psychiatrie voor vrouwen zoals ik helemaal niet goed is. Wat wij nodig hadden, vonden we bij elkaar, in zelfhulpgroepen waarin we elkaar de ruimte gaven om te onderzoeken wat ons was aangedaan.
Illustraties: Marietje Lemmens