Een harnas van stilte

7 april 2014 ♦ Elsa van der Kooy ♦  ERVARINGSVERHAALElsa vd Kooy2

Bij Arkin kennen wij hem al jaren. Hij is al iets ouder en was een rustige persoonlijkheid. Te rustig. Hij zei haast nooit iets en een gesprek met hem voeren was voor mij onmogelijk. Soms zei ik het weleens: wat ben je stil, Jacob! En dan zei hij: ik ben altijd stil. Tot hij op een dag begon te praten.

Iedere dag sprak Jacob meer en hij ging er ook anders uitzien. Zijn onopvallende kleren maakten plaats voor een gekleurde broek, een bandana over zijn hoofd. Allerlei kettingen uit een vervlogen hippietijd om zijn hals. Hij begon te lachen, een rommelig gebit met een ontbrekende hoektand kwam bloot. Hij kreeg meer kleur op zijn vale, doorrookte gezicht.

Als hij er niet bij was, praatten we over hem. Die Jacob, zeiden we, wat fleurt hij op! Wat is-ie leuk en grappig. Maar we waren ook bang, want we wisten dat hij met zijn medicijnen was gestopt. Hij was lukraak van de antipsychotica afgegaan. Zonder overleg met de psychiater, zonder inmenging van zijn psychiatrisch verpleegkundige. Gewoon zelf.

En ineens werd hij recalcitrant. Later bedacht ik dat hij misschien wel een verlate puberteit beleefde. Ik herken dat, ik heb het zelf ook meegemaakt. En dan waren wij zijn ouders tegen wie hij protesteerde, rebelleerde. Ik durfde niet zoveel meer tegen hem te praten, uit angst dat hij boos op me werd, want bozig was hij.

pillenHet ging mis. Natuurlijk ging het mis. Nog nooit heb ik meegemaakt dat iemand met een gevoeligheid voor psychose kon stoppen met de persoonsvernietigende antipsychotica. Niet voor het eerst maakte ik van heel dichtbij mee hoe zeer deze medicijnen van invloed zijn. Wij kenden Jacob als een man die weinig sociaal verkeer had in zijn leven. Alle creativiteit, alle normale omgangsvormen, zoals prietpraat die gewone mensen dagelijks uiten, waren jarenlang zijn deur voorbijgegaan. Pas toen hij stopte met zijn medicijnen, bleek hoe gemakkelijk en gewoon ook hij met mensen kon omgaan en hoeveel mensenkennis hij had opgedaan in de voorbije, stille jaren.

Maar hij ging over the top, hij was niet leuk meer, irritant zelfs. Bijzonder sterk aanwezig, liet hij zich constant gelden. Had op alles een weerwoord. En zo langzamerhand sloop de psychose erin. Misschien had hij het wel door; wij in elk geval zagen het gebeuren. Maar medicijnen waren geen optie. Moest hij terug, het harnas van stilte in? Moest hij weer worden zoals hij geweest was? Ik snapte te goed dat hij dat niet meer wilde: worden zoals hij geweest was met die verdomde medicijnen. Hij had geproefd hoe hij kon zijn: een sociaal aardige persoonlijkheid, iemand die kon lachen, een eigen mening had, iemand die humor had en veel kennis die hij ten toon kon spreiden. Iemand naar wie geluisterd werd.

Het ging van kwaad tot erger. Hij begon te zwerven, werd steeds verwarder, verzorgde zichzelf niet meer. Eindelijk kon hij worden opgenomen, vanwege het gevaar voor zichzelf. Er werden pillen in hem gestopt. Het duurde even en toen werd zijn lichaam weer stijver, verloor de pasverworven soepelheid. En hij stopte met praten.

Na een dik jaar hebben wij de oude Jacob terug. We raken opnieuw aan hem gewend. Regelmatig vraag ik zijn mening en dan zie ik zijn ogen iets oplichten. Ik mag het niet vergeten, onder al die lagen medicijnen zit een gevoelige, intelligente maar ook eenzame man, opgesloten in zichzelf.

Elsa van der Kooy
Schrijver (onder pseudoniem Olga de la Fontaine) en preventiemedewerker/trajectcoach bij Arkin, Amsterdam